Een blanke kan nooit indiaan worden

Door CLAUDIA FITSCH 
 
NIJMEGEN – Zo’n vierhonderd mensen bezochten zaterdag de eerste Nijmeegse countrydag. Openluchttheater De Goffert verkeerde in western-sfeer; cowboyhoeden, puntlaarzen en veel line dance. 

Op het podium in het openluchttheater staat een gemengd gezelschap, jong en oud door elkaar. Allemaal tegelijkertijd zetten ze een stapje links, stapje rechts en wiegen de heupen. 

Line dance lijkt simpel. Schijn bedriegt, want elke dans heeft zijn eigen patroon en er bestaan meer dan zesduizend verschillende dansen. Vermoeiend is het ook, volgens de deelnemers. ‘Het is een sport’, vindt Chris Fuchten. ‘Na twee uur dansen ga je met je tong op de schoenen naar huis’. 

Fuchten is voorzitter van de ‘Silver Eagles Country Dancers Original’, de club die deze dag heeft georganiseerd. ‘Country is geweldig’, vervolgt hij. ‘Het spreekt veel mensen aan, van bouwvakker tot bedrijfsdirecteur. Mensen komen dansen met het hele gezin.’ 

Op het podium wisselen workshops, demonstraties en vrije dansen onder begeleiding van live muziek elkaar af. Onderwijl kan het publiek rondsnuffelen bij de kramen met indianenkunst, sieraden en opvouwbare cowboyhoeden. ‘Ten gallon Al’ geeft lasso- en  zweepdemonstraties. 
Een verkoper van leervet wist mismoedig het zweet van het voorhoofd. ‘Weinig mensen, weinig handel, ik had het drukker verwacht.’ 

Voor veel bezoekers, zoals het echtpaar Kap, is country en western een levensstijl geworden. ‘Het is niet alleen het dansen, maar ook het gebeuren eromheen. Wij hebben onze Perzische tapijten thuis vervangen door dierenhuiden. Staat best mooi hoor, een kalfshuid op een antieke tafel. En in plaats van de schilderijen komt er een koeienschedel aan de muur.’ 

Wim en Liesbeth Kap koesteren een diepe wens: ‘Een log home, een soort blokhut.’ Hoewel de ‘cowboys’ (getooid met hoed en westernlaarzen) in de meerderheid zijn, bevinden zich op het festival ook ‘trappers’ en ‘indianen’. Ze gaan zo mogelijk nog meer op in hun rol dan de koeienjongens. 

Sonja Boekhorst is halfbloed-indiaan en erg bezig met haar ‘roots’. Ze draagt een hertenleren hemd, leest veel over indianen en maakt schilderijen waarvan oude opperhoofden met een ernstig gezicht het hoofdthema vormen. 

‘Ik heb een diepe bewondering voor chief Jeronimo, die knokte voor zijn volk. Mensen vinden dat hij triest kijkt’, zegt ze, wijzend op het portret dat ze van hem heeft geschilderd. ‘Als je weet dat hij zijn kinderen opengereten heeft teruggevonden en dat zijn vrouwen zijn vermoord, dan begrijp je zijn gelaatsuitdrukking beter.’ 

Binnenkort vertrekt ze met haar partner naar de States om een schilderij te ruilen tegen een Apache-ceremonie. Net als indianen voelen ze zich nauw verbonden met de natuur. Maar in een tipi wonen gaat hen te ver. ‘Nee, onze droom is een log home’, vertelt het paar. 

Tony Lockx uit Zevenbergschen Hoek heeft een kraam met sieraden, ‘Indian art’ en zelfgemaakte airbrush-schilderijen. Tony is trapper. ‘Ik ben blank en een blanke kan nooit een indiaan worden’, legt hij uit. ‘Als trapper kun je toch dicht bij de indiaanse cultuur leven.’ Hij draagt altijd zijn geitenleren woudlopers-outfit, uit en thuis, terwijl op zijn hoofd een complete vos prijkt. De hitte deert hem niet. ‘Een cowboyhoed is warmer.’ 

Lockx’s droomwens laat zich raden. Inderdaad, een log home. 

 

Persbericht van ‘de Gelderlander’ 28 Augustus 2000